schooluitval

Schooluitval is niet alleen een probleem van het onderwijs, maar ook een probleem van de publieke gezondheid. Als de Jeugdgezondheidszorg, het onderwijs en ouders intensiever gaan samenwerken, kan schooluitval vaker voorkomen worden.

Dat stelt Marie-José Theunissen in haar proefschrift ‘Stay in or drop out. The pathways to school dropout from a public health perspective’ waarop zij onlangs promoveerde aan de Universiteit Maastricht. Theunissen is jeugdarts bij de GGD Brabant-Zuidoost en was promovendus van de Academische Werkplaats Publieke Gezondheid Limburg. Voor haar onderzoek werden JGZ dossiers onderzocht en aanvullende vragenlijsten afgenomen onder schoolverlaters tussen de 18 en 23 jaar en jongeren die wel nog onderwijs volgen. Daarnaast voerde Theunissen individuele gesprekken met jong volwassenen en organiseerde ze focusgroepen met ouders, mensen uit het onderwijs (van leerkracht tot de maatschappelijk werker en de conciërge) en zorgprofessionals. “Die partijen kunnen veel beter met elkaar samenwerken dan nu het geval is. Door beter naar elkaar te luisteren en elkaar te leren vertrouwen, kan schooluitval worden tegengegaan”, vertelt Theunissen.

Handvatten

Zij benadrukt dat de problematiek van schooluitval niet met één simpele tool kan worden aangepakt. Haar onderzoek biedt wel handvatten voor een combinatie van maatregelen en andere werkwijze voor de JGZ. “Zo is het heel belangrijk om al op hele jonge leeftijd het zelfvertrouwen van kinderen te versterken. Kinderen willen zich verbonden voelen en hebben iemand nodig die naar hen luistert. Als dat thuis niet lukt, kan dat ook de peuterspeelzaalleidster zijn, of een leerkracht.”

Heel belangrijk is ook een veilige schoolomgeving en ruimte voor diversiteit, voor het gevoel dat je anders mag zijn. Drop-outs vertelden Theunissen regelmatig dat ze het gevoel hadden nergens bij te horen. “Die vraag ben ik in de praktijk gaan stellen aan jongeren; heb je het gevoel dat je erbij hoort? Het is verrassend welke antwoorden je dan krijgt.”

Jeugdarts

Haar onderzoek laat verder zien dat er al op jonge leeftijd factoren aanwezig zijn die een relatie hebben met voortijdig schoolverlaten, zoals: een onvoldoende gehoortest (0-4 jaar), leerproblemen (4-8 jaar), impulsief of ongehoorzaam gedrag (8-12 jaar) en (ziekte)verzuim (12-16 jaar). Op basis van deze factoren kun je de triage-methodiek voor de verwijzing naar een jeugdarts aanpassen, zegt Theunissen. “Vervolgens is het heel belangrijk om echt in gesprek te gaan, zowel met de ouders als het kind. Het is een complex probleem dat vraagt om zorg op maat.”

Meer weten?

Ga naar de samenvatting of het volledige proefschrift.

------
Abonneer u op onze gratis digitale nieuwsbrief en u ontvangt wekelijks een overzicht van relevante ontwikkelingen rond ouderschapskennis en –ondersteuning

LAAT EEN REACTIE ACHTER