Samenwerken met familie is een belangrijke opdracht voor professionals in de zorg. Ouders zijn assertiever of wantrouwend geworden door slechte ervaringen met de zorg voor hun kind. “Alles staat of valt samen met verbinden met de ouder van het kind dat je begeleidt, daar kun je haast niet genoeg aandacht aan besteden”, aldus orthopedagoog  Chiel Egberts.

De zorgprofessional is het nieuwe puzzelstukje in de driehoek ouder-cliënt-begeleider. Je voegt in als derde en vormt samen met ouders een basis die hopelijk solide genoeg is om de top, de cliënt te dragen. Zo vatte Chiel Egberts de Driehoekskunde samen op de Klik-studiedag, waar veel praktijkvoorbeelden van de dikwijls spaaklopende samenwerking met ouders in de verstandelijk gehandicaptenzorg voorbij kwamen.

Driehoekskunde

Egberts schreef meerdere boeken over Driehoekskunde en traint organisaties waar het samenwerken problematisch gaat. In de oeroude driehoek kind-moeder-vader doen professionals vanaf het prille begin hun intrede: dokters, verloskundigen en later juffen en meesters; veel later wéér dokters en bejaardenverzorgsters en helemaal aan het eind uitvaartbegeleiders. Professionals zijn passanten in de driehoek. Ze komen als laatste en vertrekken meestal als eerste. Tegelijk zijn ze als eerste verantwoordelijk om te werken aan een goede driehoek. Ze zijn er dus niet alleen voor de cliënt. Die is immers niet los verkrijgbaar maar allereerst kind van ouders. Driehoekskunde beschrijft wat er in die driehoeksverhouding van ouders, professionals en cliënt gebeurt. En hoort te gebeuren. Want ouders vertrouwen hun kind niet zomaar toe aan vreemden. Driehoekskunde is als je het uitgelegd krijgt zo vanzelfsprekend. Maar het is ook hard werken. Daar willen we je graag bij helpen!

Professionele obesitas

Op de studiedag noemde Egberts het typerende voorbeeld van professionele obesitas: als zorgverlener te veel willen overnemen en ouders en hun kind gaan opvoeden. “Teveel trekken aan de cliënt drijft hem of haar alleen maar meer in de armen van zijn ouders. “Een belangrijk principe van de driehoek ouder-begeleider-cliënt is dat wij als zorgverleners beginnen met de verbinding met ouders te maken. Hij schetste daarvoor de 3 stappen:

  1. Zien: wie is de cliënt, de ouder, los van alle diagnoses, problemen, waarom doen ze zoals ze doen?
  2. Doen: je visie vertalen in wat je zegt, doet, laat zien.
  3. Zijn: dit vervolgens ademen, echt zijn.

“Vaak jassen organisaties hun visie erdoor, hebben ze mooie woorden over je verplaatsen in de ander. Maar dat echt doen en zo zijn in je werk is wat anders”, aldus Egberts.

Krachtige beelden

Met krachtige beelden maakte hij duidelijk hoe de verhoudingen vaak liggen. Zo zijn moeders tijgers of leeuwinnen in de manier waarop ze op komen voor de zorg voor hun kind. En vaders bijten zich vast als een pitbull in de goede organisatie van de zorg: regels, financiën, formuleringen. “Zie hun gedrag niet als ‘lastig’, maar als een alarm dat afgaat. Voor hen is er sprake van gevaar voor hun kind en alle reden om dan te ‘grommen’.”

De cliënt lijkt volgens hem op een kameleon, mensen met een verstandelijke beperking zijn ware aanpassers. “Eigen regie is voor ons vaak belangrijker dan voor hen. Je werkt pas aan regie voor de cliënt door op één lijn te komen met ouders.” ‘Thermiek’, noemt hij deze goede samenwerking, waarbij de warme lucht opstijgt naar de top en de cliënt versterkt. “Professionals waren vroeger vaker olifanten, bepaalden hoe het ging in de zorg. Nu veranderen we in een grijze muis, en trekken ons vaak terug in een hoek om niet teveel op te vallen,” aldus Egberts. “Denk na: hoe wil je je tot elkaar verhouden?”

Van loslaten naar toevertrouwen

Loslaten is voor ouders en kinderen onmogelijk, maakte hij duidelijk. Begeleiders zouden wel meer mogen loslaten: hun geleerde pad, visies. Het gaat erom dat ouders je toelaten als derde en daarvoor voldoende wederzijds vertrouwen is. “Als ouders jou de zorg voor hun kind toevertrouwen, geven ze je als het ware een mandaat en zeggen: ik zie het met jou zitten.”

Alleen al het besef hoe de verhoudingen liggen en vervolgens het handelen hiernaar helpt om beter samen te werken met ouders. Egberts schetste hiervoor verschillende stappen en strategieën:

  1. Volgorde: besef dat de cliënt eerst kind is van zijn ouders en jij een passant bent als zorgverlener.
  2. Verplaatsen: in ouders, hoe zou jij doen als het jouw kind was?
  3. Blijf: voorkom wisselingen, blijf voldoende lang betrokken bij de zorg.
  4. Daadkracht: straal uit waar je voor staat.
  5. Strategie: kies de juiste aanpak voor de situatie.

Die aanpak bestaat uit veel Bonus (goede/iets extra’s doen in de zorg), Verbinding (doet wonderen) en ook durven om je Positie in te nemen, legde Chiel uit. “Durf een tegenover te zijn. Vrouwen zijn vaak goede verbinders, maar ook vermijders: van conflicten.” Af en toe is het wel nodig om stelling te nemen voor jouw plek als zorgverlener, besloot Egberts, ook in antwoord op diverse casussen van de deelnemers hierover. “Wij moeten beter ons best doen voor de zorg, maar ouders moeten ook niet weg komen met een snauw en overal doorheen gaan. Goede curators kunnen luisteren naar anderen, daar mag je familie op wijzen.”  |

 

------
Abonneer u op onze gratis digitale nieuwsbrief en u ontvangt wekelijks een overzicht van relevante ontwikkelingen rond ouderschapskennis en –ondersteuning

1 REACTIE

LAAT EEN REACTIE ACHTER