Er zijn grote verschillen in opvoedervaringen van broers en zussen binnen een gezin. Hun opvoedervaringen spelen bovendien een belangrijke rol in de mate waarin angst- en de depressieklachten zich ontwikkelen. Daarom is het aan te raden om het perspectief van therapieën te verbreden. Naast het individuele verdient ook het systemisch niveau aandacht, zo blijkt uit promotieonderzoek van Marie-Louise Kullberg. Hieruit komen meerdere tips voor professionals in de GGZ naar voren.

Marie-Louise Kullberg

De relatie tussen negatieve opvoedervaringen en de ontwikkeling van psychische problematiek is al vaak aangetoond in onderzoek. Zo weten we dat ervaringen van mishandeling en verwaarlozing in de jeugd een negatieve invloed kunnen hebben op psychische gezondheid, ook op de lange termijn. Eén van de hamvragen is waarom de één binnen een gezin worstelt met psychische klachten en diens broers of zussen niet – ondanks dat ze opgroeien in dezelfde omgeving? Het antwoord op dit soort vragen is cruciaal om de verschillen in ontwikkeling beter te begrijpen en onze preventie- en behandel interventies nog beter af te stemmen op ieder gezin of ieder individu. Het doel van dit promotieonderzoek was om de risicofactoren, de ontwikkeling en overdracht van veelvoorkomende psychische problemen in de familiecontext beter te begrijpen om zo bij te dragen aan preventie- en behandelstrategieën.

Verschillen tussen broers en zussen

In één van de studies in dit proefschrift hebben we een grote groep volwassenen met een depressie en/of angststoornis en hun broers en zussen met én zonder angst of depressie (N=636, 18-78 jaar) onderzocht. Deze onderzoekspopulatie biedt de unieke kans om vragen te beantwoorden over overeenkomsten en verschillen tussen broers en zussen in opvoedervaringen en psychische klachten. Eén van de belangrijkste bevindingen is dat er grote verschillen bestaan in opvoedervaringen van broers en zussen binnen een gezin, ook als de ouders hetzelfde zijn én dat naast de impact van eigen negatieve opvoedervaringen, opvoedervaringen van broers en zussen ook een belangrijke rol spelen in de mate van angst- en de depressieklachten.

Extraversie niet beschermend

Opvallend was verder dat binnen gezinnen met negatieve opvoedervaringen met moeder (maar niet met vader) personen met een grote mate van een ‘interne locus of control’ (de mate waarin iemand gelooft zijn/haar eigen leven te kunnen bepalen en verantwoordelijk is voor eigen succes) relatief minder angstig (maar niet minder depressief) zijn vergeleken met broers en zussen met een meer externe locus of control. Van de eigenschap extraversie (in tegenstelling tot introversie) is bekend dat deze vaak samen gaat met  minder (ernstige) depressieve klachten. Uit onze studie bleek echter dat in de context van negatieve opvoedervaringen extraversie niet beschermend was tegen depressie- of angstklachten.

Opvoeding geen eenrichtingsverkeer

Ouders hebben niet alleen invloed op hun kinderen, maar er is sprake van tweerichtingsverkeer: het gedrag van het kind kan ook het gedrag van de ouder beïnvloeden. Daarom hebben we onderzocht hoe psychische klachten van ouders én van kinderen invloed hebben op de interacties binnen het gezin. Dit deden we in een studie naar 137 Nederlandse families met 94 vaders, 125 moeders en 224 van hun kinderen (van allemaal verschillende leeftijden; 7.5-65.5 jaar). In alle gezinnen speelden in meer of mindere mate emotionele mishandeling of verwaarlozing. Personen met internaliserende problemen (denk aan angst- en depressieklachten) gedurende de afgelopen zes maanden bleken minder negatief te zijn naar hun vader. Externaliserende klachten (denk aan gedrags- en agressieproblemen) bleken met name een negatieve invloed te hebben op de interacties tussen vader en kind; zowel vaders als kinderen met externaliserende problemen bleken meer negativiteit te uiten naar elkaar. Personen met externaliserende klachten ontvangen doorgaans ook minder warmte van hun moeder. Er werden geen verbanden gevonden tussen internaliserende klachten van vaders en moeders en de ouder-kind interacties, evenmin voor externaliserende klachten van moeders.

Betekenis bevindingen

In de huidige behandelrichtlijnen van veelvoorkomende psychische problematiek bij volwassenen zijn de meeste therapieën gericht op het individu en klachtgericht. Bevindingen in dit proefschrift laten zien dat het tijd is om uit te zoomen van het individuele naar het systemisch niveau in zowel onderzoek als klinische praktijk. Als er bijvoorbeeld iemand in de spreekkamer komt met depressieve klachten en negatieve opvoedervaringen in het gezin van herkomst, kan het inzetten van een (aanvullende) systemische benadering  gericht op vroegere én huidige gezinsrelaties raadzaam zijn.

Tip voor professionals

Mijn tips voor professionals in de GGZ zijn:

  • Betrek het systeem waar kan, ook in de volwassen GGZ, en biedt zo nodig opvoedondersteuning.  Dit is belangrijk voor de duurzaamheid van de behandeleffecten op lange termijn (denk aan intergenerationele overdracht)
  • Als er sprake is van negatieve opvoedervaringen in de jeugd kan verwerkingsgerichte therapie een cruciaal onderdeel zijn van de behandeling. Dit geldt ook als er sprake is van negatieve opvoedervaringen van een broer of zus
  • In de behandeling van angstklachten bij mensen met negatieve opvoedervaringen kan het vergroten van het gevoel van regie/controle een aangrijpingspunt zijn
  • Als er sprake is van gedragsproblemen, van ouder en/of kind, kunnen interventies om constructieve gezinsinteracties te bevorderen een belangrijke rol spelen. Voorbeelden van een dergelijk programma is de videotraining VIPP-SD (Juffer, Bakermans-Kranenburg, & van IJzendoorn, 2017).

Marie-Louise Kullberg is postdoctoraal onderzoeker en psycholoog in opleiding tot GZ-psycholoog aan de Universiteit Leiden

Zie ook:

------
Abonneer u op onze gratis digitale nieuwsbrief en u ontvangt wekelijks een overzicht van relevante ontwikkelingen rond ouderschapskennis en –ondersteuning

LAAT EEN REACTIE ACHTER