Kinderen van ouders met een depressie of angststoornis hebben een relatief groot risico om zelf soortgelijke problemen te ontwikkelen. In plaats van af te wachten tot de problemen zich bij de volgende generatie manifesteren, onderzoekt de Healthy Ageing-pilot ‘En hoe gaat het met de kinderen?’of een deel van deze problemen te voorkomen is. 

Van de kinderen van ouders met psychische problemen (ook wel KOPP-kinderen), ontwikkelt tot wel twee derde voor zijn vijfendertigste zelf ook een angst- of stemmingsstoornis. Dat blijkt uit onderzoek van promovendus Petra Havinga van het UMCG. Die kans is twee tot drie maal zo groot als bij andere kinderen. Onderzoekers van het KOPP-projectteam van het Universitair Centrum Psychiatrie (UCP) van het UMCG gaan onderzoeken of een deel van deze problemen te voorkomen is. Ze startten dit jaar met de Healthy Ageing-pilot ‘En hoe gaat het met de kinderen?’. In de behandeling van patiënten is daarin standaard aandacht voor hun rol als ouder, zodat ze hun kinderen beter kunnen begeleiden en eerder signalen kunnen herkennen als er iets met hun kind aan de hand is.

“Ons kind heeft niets door”

“Bij patiënten met stemmings- en angststoornissen zie je vaak dat er meer familieleden zijn die aan deze aandoeningen lijden; een kind kan genetisch kwetsbaar zijn”, zegt Marieke Potijk, psychiater in opleiding en verantwoordelijk voor de uitvoering van de pilot. “Maar er spelen meer factoren mee. Je kunt je voorstellen dat een vader die depressief is, minder aandacht kan opbrengen voor zijn kinderen. Misschien komt hij ineens niet meer kijken als zijn dochter voetbalt. Of zijn er door de moeilijke situatie ruzies thuis. Kinderen kunnen dan gaan denken dat ze iets verkeerd doen.”

Vaak zeggen ouders ‘Ons kind heeft niets door, want we merken niets aan haar’. Als maatschappelijk werker Henriëtte Hoving dat hoort in haar spreekkamer, gaan meteen alle alarmbellen af. “Dat is de grootste zorg: dat kinderen zich zo gaan gedragen dat niemand last van ze heeft of zelfs voor de ouder gaan zorgen. Het gaat ten koste van hun eigen sociaal-emotionele ontwikkeling, wat later de basis kan vormen voor psychische problemen. Het is belangrijk dat een ouder in passende woorden vertelt wat er met hem aan de hand is en dat zijn gedrag komt door zijn ziekte, en niet door het kind.”

En dat is moeilijk, realiseert Hoving zich. Iemand die ziek is, heeft meestal geen energie meer voor de zaken om zich heen. Bovendien schamen ouders zich vaak, of voelen ze zich schuldig naar hun kinderen. Hoving: “Iedere ouder, hoe ziek ook, wil goed voor zijn kinderen zorgen. Het is onze taak om ze daarbij te helpen.”

Positieve verhalen

Onderdeel van de pilot is een maandelijkse informatieavond voor ouders met een stemmings- of angststoornis of andere psychische problemen. Hoving bespreekt met de ouders hoe ze hun kind kunnen vertellen over hun ziekte en op welke signalen ze moeten letten om er snel bij te zijn als hun kinderen ook een psychische stoornis ontwikkelen.

Potijk zet zich vooral in om het ouderschap op een gestructureerde manier aan bod te laten komen in de behandeling. “Iedereen in het UCP moet daarin een taak krijgen”, stelt Potijk.

“Dat begint met de behandelaar die zich ervan bewust is dat een patiënt kinderen heeft en dat daarnaar gevraagd moet worden. De verpleegkundige heeft zo veel contact met patiënten, dat ze over een gevoelig onderwerp als ouderschap kan beginnen. Verder kan de maatschappelijk werker de omgeving van de patiënt in kaart brengen en de secretaresse kan vertellen waar en wanneer de informatieavonden zijn.”

Aan het einde van de pilot, in augustus 2018, wordt de balans opgemaakt: laten meer patiënten zich voorlichten over hun rol als ouder wanneer gesprekken over ouderschap standaard deel uitmaken van de behandeling?

Gescheiden werelden

En daarna moeten we verder, vinden Potijk en Hoving. “In de volwassenenpsychiatrie zien we regelmatig dat ook de kinderen problemen hebben. En kinder- en jeugdpsychiaters vermoeden vaak problemen bij een ouder. Maar psychiatrie voor kinderen en volwassenen zijn nu nog te veel gescheiden werelden”, stelt Hoving.

Potijk: “In een ideale situatie zou je, zodra iemand in een gezin een psychiatrische diagnose krijgt, het hele gezin en zijn omgeving in kaart willen brengen. De risicofactoren, maar ook de beschermende factoren, zodat er meer aandacht komt voor preventie.”

Meer weten?

Bekijk de projectvideo

Ga naar ‘Ouderschap en een psychische aandoening’

Bron: umcg.nl

 

------
Abonneer u op onze gratis digitale nieuwsbrief en u ontvangt wekelijks een overzicht van relevante ontwikkelingen rond ouderschapskennis en –ondersteuning

LAAT EEN REACTIE ACHTER