Ouders van jongeren en jongvolwassenen met ernstige psychiatrische stoornissen vinden steeds moeilijker een geschikte behandel- of woonplek voor hun kind. De wachtlijsten bij gespecialiseerde instellingen nemen toe en diezelfde instellingen signaleren dat de jongeren er slechter aan toe zijn bij binnenkomst.

Dat blijkt uit een rondgang van Nieuwsuur langs ouders, patiëntenorganisaties en instellingen. Het probleem bij deze jongeren is dat zij meerdere stoornissen hebben en het bestaande zorgaanbod niet goed bij hun problemen past. Vaak lopen ouders tegen allerlei drempels aan, zoals grenzen aan het IQ of de leeftijd, enorme wachtlijsten of het feit dat jongeren zelf niet overtuigd zijn van hun eigen probleem. Dat laatste is het geval bij de 16-jarige Roman. “Hij heeft geen ‘ziekte-inzicht’, zoals ze dat noemen”, vertelt zijn moeder Danielle. Haar zoon heeft een vorm van autisme en ADHD en kan heel agressief zijn. “Er zijn heel veel gevaarlijke situaties geweest hier in huis. Hij gebruikte drank en drugs en had verkeerde vrienden, om de haverklap had ik de politie in huis omdat het uit de hand liep. Uiteindelijk moest hij echt uit huis, want het ging niet langer.”

Danielle zocht stad en land af naar een geschikte opvangplaats voor Roman, maar zonder resultaat. Uiteindelijk is haar zoon in een gesloten instelling geplaatst, in afwachting van betere huisvesting. “Hij zit nu in een cel. En dat terwijl hij begeleiding nodig heeft. En niet nóg meer criminele vriendjes.”

Eigen regels gemeenten
Naast de zorginhoudelijke drempels waar ouders tegenaan lopen, is ook het krijgen van de juiste zorg een probleem. Sinds de jeugdzorg is overgegaan naar de gemeenten – in 2015 – sluiten alle gemeenten afzonderlijk contracten af met instellingen. Elke gemeente heeft daar eigen regels voor.

Ook over de financiering zijn verschillende afspraken. En zo vallen jongeren tussen wal en schip, bevestigt ook patiëntenorganisatie MIND. “Wij krijgen dagelijks meldingen van ouders die van het kastje naar de muur worden gestuurd. Dus eigenlijk weten ze niet waar ze nu echt die goede zorg en de behandeling kunnen vinden”, legt directeur Marjan ter Avest uit. Er moet beter worden samengewerkt tussen de verschillende partijen.

Ter Avest, directeur van Stichting MIND, vindt dat de Nederlandse gemeenten, die verantwoordelijk zijn voor Jeugdzorg, aan zet zijn. “Die moeten dit gewoon gaan regelen. Er is vorig jaar afgesproken dat elke gemeente een zogenoemde doorzettingsmacht moet hebben, iemand die ouders die vastlopen echt kan helpen aan een plek voor hun zoon of dochter. Wij hebben niet de indruk dat dit al goed geregeld is.”

Zorgelijk
De Vereniging Nederlandse Gemeenten zegt in een reactie dat veel gemeenten inmiddels een speciaal aanspreekpunt hebben voor ouders die vast dreigen te lopen, maar hoeveel dit er precies zijn is onbekend. De gemeenten moeten hier duidelijk over communiceren naar de burgers.

Het ministerie van VWS – dat in specifieke en complexe situaties een bemiddelende rol speelt – laat weten het zorgelijk te vinden dat er ouders zijn die geen passende hulp kunnen vinden. “Er moet beter worden samengewerkt tussen de verschillende partijen om passende hulp te regelen en ook de beschikbare capaciteit moet scherp in te gaten gehouden worden”, laat een woordvoerder weten.

------
Abonneer u op onze gratis digitale nieuwsbrief en u ontvangt wekelijks een overzicht van relevante ontwikkelingen rond ouderschapskennis en –ondersteuning

LAAT EEN REACTIE ACHTER