In de gemeente Zwolle vonden meer dan gemiddeld verwijzingen plaats naar de Jeugd-GGZ. Dat was de aanleiding voor de pilot ‘Jeugd- en gezinswerkers in de huisartsenpraktijk’. De ervaringen zijn positief. De werkwijze blijkt van grote meerwaarde om vroegtijdig ouders te helpen bij problemen met hun kinderen. 

De pilot is opgezet om de ondersteuning bij de jeugdhulp te normaliseren en te optimaliseren, met als gezamenlijk uitgangspunt ‘zo licht als kan, zo zwaar als nodig’. Het doel was om met het positioneren van de jeugd- en gezinswerker naast de huisarts, het draagvlak en de samenhang en de samenwerking in de toegang tot de jeugdzorg te versterken. In het project is ervoor gekozen om anders te gaan werken: meer netwerk- en contextgericht in plaats van alleen op het individu. Els Bos-De Groot, onderzoeker aan de Hogeschool VIAA in Zwolle, deed evaluatie-onderzoek naar de resultaten van de pilot ‘Jeugd- en gezinswerkers in de huisartsenpraktijk’.

Lage drempel

Tijdens de pilot bleek dat ouders vooral bij de jeugd- en gezinswerkers aanklopten met pedagogische vragen over gedragsproblemen van hun kinderen die zich voordoen in de thuissituatie en op school. Hier kan de jeugd- en gezinswerker gericht op anticiperen. Els legt uit: “Omdat de drempel om hulp te verlenen via de huisartsenpraktijk laag is, vragen ouders makkelijker om hulp. De problemen thuis stapelen zich hierdoor minder op. Daar waar ouders zich vaak onmachtig voelden en vastliepen, ervaren ze nu door de gesprekken met een jeugd- en gezinswerker dat ze handvatten krijgen en ernstiger gedrag kunnen voorkomen.”

Context

Het contexgericht en daarmee outreachend werken is in deze aanpak cruciaal. “Het maakt echt het verschil. Ik moet denken aan het voorbeeld van een kind dat niet naar school durfde. De schooldag was voor dit kind gewoon te lang, maar de ouders konden dit niet met school bespreken. Daarom ging de jeugd- en gezinswerker met hen mee. Contextgerichte hulp dus; niet vanuit de behandelkamer zoals in de GGZ, maar mee naar school. Het resultaat is dat het kind naar school gaat, niet overbelast raakt en niet uitvalt. Zo is waarschijnlijk erger voorkomen. Deze vorm van hulp is wat ouders nodig blijken te hebben.”

Persoonlijk

Dat blijkt ook uit de evaluatie. “Ouders waarderen dat hulp voor hen zo snel en dichtbij is, laagdrempelig en persoonlijk. De jeugd- en gezinswerker zit in de huisartsenpraktijk waardoor ze makkelijker naar hem toe stappen. Ouders zeggen vaak bang te zijn om hulp te vragen, uit angst dat hun kind een ‘mega-etiket’ krijgt. Maar deze hulp is juist heel bereikbaar en nabij.”

Ook de huisartsen hebben goede ervaringen: zij kunnen direct naar een persoon verwijzen in plaats van naar een anonieme organisatie, zoals het wijkteam. Els legt uit: “Door deze constructie kennen de huisarts en de jeugd- en gezinswerker elkaar. Bovendien kunnen de gezinswerkers echt hulpverlener zijn in plaats van het gevoel te hebben dat ze op de bank mee zitten te kijken en vooral door te verwijzen.”

Op het hart drukken

Inmiddels heeft 65% van de huisartsen in Zwolle nu een jeugd- en gezinswerker in de praktijk. Vanuit de regio vragen huisartsen om verdere verspreiding van de werkwijze. Willen gemeenten dit daadwerkelijk invoeren, dan drukt Els ze dit op het hart: “Houd vast aan de constructie om een jeugdhulpverlener uit het wijkteam bij de huisarts te positioneren. Dit is belangrijk voor het korte lijntje met het wijkteam. Daarnaast is een goede scholing op contextgericht en outreachend werken een must.”

Bron: wegwijzerjeugdenveiligheid.nl

------
Abonneer u op onze gratis digitale nieuwsbrief en u ontvangt wekelijks een overzicht van relevante ontwikkelingen rond ouderschapskennis en –ondersteuning

LAAT EEN REACTIE ACHTER