Recensie ‘Het rouwt in jou’, door Sofie Creemers

Een kind verliezen. Veruit de meest moeilijke, ondenkbare, verlammende en gevreesde gebeurtenis die een mens in zijn leven als (toekomstige) ouder zou kunnen overkomen. Het zou nooit mogen gebeuren. Maar het gebeurt toch. En dan sta je daar. Omringd door een netwerk dat ook verdriet heeft en niet weet hoe je te helpen, met goed bedoelde maar vaak pijnlijke reacties tot gevolg. En omringd door hulpverleners die even verstomd zijn en de juiste woorden niet vinden. Het overkwam ook Christine Vandenhole. In nagedachtenis van haar zoontje Berre richtte zij samen met haar man het Berrefonds op. Deze ervaring en de vele verhalen die ze via het fonds van lotgenoten hoorde, samen met haar expertise als vroedvrouw, vinden hun weerslag in dit prachtige boek.

Een houvast in twee vormen

Wanneer je dit exemplaar in handen hebt, lijkt dat alleen al houvast te bieden. Letterlijk bijna, dankzij de stevige maar tegelijk zachte hardcover en het boekleggerlintje dat je helpt vasthouden waar je tussen de pagina’s en emoties heen gebleven was. De prachtige illustratie op de cover is slechts een voorbode van de vele mooie tekeningen die de tekst vergezellen. De eerste en laatste pagina’s zijn gevuld met namen van overleden kindjes. Er is een lege ruimte om de naam van het kindje dat je zelf mist in te vullen wanneer je dat wenst. In een oogopslag is te zien dat je niet alleen bent.

Maar ook de inhoud geeft houvast. Wat is de auteur er ontzettend goed in geslaagd om de uniciteit van eenieders verdriet te respecteren. Te benadrukken zelfs. Zo wordt er aangehaald dat het boek de woordjes ‘misschien’ 151 x, ‘maar’ 343 x en ‘ook’ 322 x bevat, omdat er niet één manier van rouwen bestaat en sommige zaken voor de lezer heel herkenbaar zullen zijn, anderen dan weer helemaal niet. En da’s allemaal oké. Hier en daar staan er ‘sidenotes’ met een kwinkslag en een vleugje humor, omdat dat ook kan en mag, en dat lucht zo op.

Vogelvlucht door de hoofdstukken

De auteur beschrijft enkele theoretische modellen rond rouw met een kritische blik. Ze haalt aan dat veel modellen, zoals het fasen- of takenmodel, je het idee geven dat je ‘abnormaal’ bent als het anders loopt dan daarin voorgeschreven wordt. Daarom zijn beschrijvingen zoals die van Manu Keirse of Johan Maes, die de uniciteit van rouwen benadrukken en aangeven dat ‘het’ rouwproces niet bestaat, zo’n welkome wending geweest. Het Berrefonds heeft gaandeweg ook zo z’n eigen model ontwikkelt. De rauwe emoties worden niet uit de weg gegaan of verbloemd. Er wordt een prachtige metafoor uitgewerkt die de moeite is om te lezen. Over een moeizame tocht op onoverkomelijk hoge bergen, een hobbelig pad zonder eindpunt (want we weten allemaal –als we eerlijk zijn- dat dit nooit over gaat), en de geruststellende boodschap dat ook daar uiteindelijk ook bloemetjes en mooie zonnestralen in je ooghoek zullen vallen.

‘De rauwe emoties worden niet uit
de weg gegaan of verbloemd’

Een volgend hoofdstuk focust op de veranderingen in jezelf na het verlies van een kind. Er is een versie voor en een na, en soms schrikt de ouder of zijn/haar omgeving daar wel van.

Het hoofdstuk ‘het Wat Als spook’ benadrukt hoe vaak ouders wel niet tobben over ‘had ik maar’ en ‘wat als’. Het draait om het grote thema ‘schuldgevoel’. En hoe mooi is de verwoording dan, dat er een verschil is tussen schuldig zijn en schuldig voelen …

Er volgt een hoofdstuk over de invloed van verlies op de koppelrelatie en eentje over de invloed op broertjes en zusjes, die doorheen verschillende ontwikkelingsfasen verschillende noden hebben in hun rouwproces. In het hoofdstuk over grootouders wordt onder meer het dubbel verdriet en de doe-reflex die zij hebben als ouder van verdrietige ouders beschreven. De beleving van de ‘Framily’ (vrienden en familie) en het leven zoals het is op de sociale media komen verder ook aan bod.

De realiteit wordt niet uit de weg gegaan. Ook thema’s als terug aan het werk gaan of opnieuw zwanger worden, confrontatie met zwangerschappen in de omgeving en ‘f*ck it’-dagen worden heel respectvol uitgewerkt. De laatste hoofdstukken gaan over hoe ouders hun kindje een tastbaar plekje kunnen blijven geven, en ook weer hoop mogen hebben. Tenslotte neemt de auteur ons nog mee in de werking van het Berrefonds.

Voor wie?

Het boek in de eerste plaats geschreven voor lotgenoten, maar ook hun netwerk en hulpverleners worden aangesproken. Het boek probeert zoveel mogelijk thema’s specifiek uit te werken voor die ouders die hun kindje tijdens of kort na de zwangerschap verloren, en voor die ouders die een kind verloren dat al wat langer deel van hun leven was. Vrienden en familie van ouders zullen hier, naast erkenning voor hun verdriet en begrip voor hun goedbedoelde maar soms klungelige reacties, ook tips vinden om ouders écht te steunen. En voor hulpverleners zou de inhoud niet echt nieuw mogen zijn, maar geeft het boek wel een schat aan mooie verwoordingen die precies raak zijn. Het geeft woorden voor wat je ergens wel weet maar niet goed onder woorden kan brengen. Bij het lezen heb ik heel vaak gedacht aan ouders die ik in het verleden probeerde te ondersteunen bij hun verlies, en bedacht dat wat daar op papier staat preciés is waar we het in onze gesprekken over hadden.

‘Voor hulpverleners geeft het boek een schat aan
mooie verwoordingen die precies raak zijn’

Door het boek heen geven korte getuigenissen van lotgenoten en hun familie een heel eerlijk en herkenbaar verhaal. In sommigen ervan valt er zelfs nog inspiratie uit te halen. Verder bevat het boek ook enkele tools, zoals een ganzenbord om met het gezin over rouw te spreken, of een bingo van foute uitspraken om de pijnlijk foute reacties uit de omgeving wat ludieker te hanteren. Een referentielijst vind je niet terug, maar dat is ook niet de opzet. U hoort het: een aanrader van jewelste, zowel voor ouders die het ondenkbare overkwam, als voor hulpverleners, die hier de rauwe rouw op papier terugvinden en hopelijk woorden vinden voor hetgeen je woordeloos maakt.

Het rouwt in jou >>

Sofie Creemers is klinisch psycholoog (K.U.L.), Infant Mental Health deskundige (RINO Vlaanderen) en praktijkspecialist Perinatale geestelijke gezondheidszorg (i.o.). Momenteel is ze in Vlaanderen werkzaam als eerstelijnspsycholoog voor ‘1 Gezin 1 Plan’ en als psycholoog voor Yuneco Connect, een programma dat inzet op vroegdetectie en vroeginterventie. Binnen deze twee functies focust ze op de doelgroep infants. Daarnaast heeft ze ervaring als psycholoog in onder meer moeder-kindafdelingen (pediatrie, neonatologie) van meerdere ziekenhuizen en in de infantpsychiatrie.

------
Abonneer u op onze gratis digitale nieuwsbrief en u ontvangt wekelijks een overzicht van relevante ontwikkelingen rond ouderschapskennis en –ondersteuning

LAAT EEN REACTIE ACHTER