Het jongentje rent de spelkamer in. “Doe je ogen dicht, ik ga me laten verdwijnen”, roept hij me toe. Als ik mijn ogen 20 tellen later weer open doe is hij inderdaad verdwenen onder een deken in de hoek van de kamer achter de speelgoedaap. Vertwijfeld probeer ik hem terug te vinden. De spanning stijgt.  Zou hij gevonden worden?

Dan de redding: “Als je je ogen weer dicht doet zal ik mezelf weer tevoorschijn toveren”.  Na nog eens  20 tellen staat hij weer voor me alsof hij niet is weg geweest.  Vanwege het succes van zijn truc herhaalt hij dit nog een paar keer waarbij het steeds spannend is of ik zal ontdekken hoe hij dat doet en waar hij is gebleven. Dit heet spelen: doen alsof om steeds de spanning te voelen van ontdekt te kunnen worden. Sommige mensen noemen dat kinderlijk.

In de avond zit ik op mijn bank naar Merlijn te kijken (Netflix, boven de 12). De jonge ridder Arthur dreigt gedood te worden door een monster met giftige tanden. Het monster zie er heel gevaarlijk uit. Alleen als Merlijn een tegengif weet te bemachtigen, zal Arthur dit overleven. De spanning loopt op, maar Merlijn is net op tijd terug met zijn tegengif. Ik wist al zeker dat Arthur dit zou overleven want er staan nog tientallen afleveringen met hem gepland. Hij zal de volgende keer echt weer mee moeten doen.  Dan zal ongeveer net zoiets gebeuren, maar dan met een betovering. En toch is het spannend!

Of je nu kind bent of volwassenen, ons alertheidssysteem moet af en toe speels getest worden. We houden van spanning als we weten dat het goed afloopt. Bij het jongetje heet dat ‘spelen’. Bij volwassenen mag het geen naam hebben.

Door het zoeken van vergelijkingen tussen de kinderwereld en de volwassenen kan een speltherapie voor ouders meer invoelbaar en een gevoel beter benoemd worden.

Bert Krapels,
Klinisch psycholoog en psychotherapeut

------
Abonneer u op onze gratis digitale nieuwsbrief en u ontvangt wekelijks een overzicht van relevante ontwikkelingen rond ouderschapskennis en –ondersteuning

LAAT EEN REACTIE ACHTER