Broertjes en zusjes van kinderen met een psychische aandoening – brussen – houden veelal van hun broer of zus. Tegelijkertijd hebben zij moeite met het storende gedrag en de ruzies. Zij kunnen hierdoor frustratie of boosheid ervaren, maar voelen zich daar ook schuldig over. Dit emotionele conflict leidt er vaak toe dat de brussen zich schikken.

Dat blijkt uit onderzoek dat Elien Veldhuizen, 6e jaars geneeskunde student, deed tijdens haar wetenschappelijke stage. In maart startte zij het onderzoek naar verhalen van brussen van kinderen met een psychische aandoening, zoals autisme, ADHD of gedragsproblemen.

Rode draad

Elien voerde dertien gesprekken met broers en zussen tussen de 8 en 15 jaar. De kinderen waren zelf de leiders in het gesprek. Zij bepaalden welke onderwerpen wel of niet besproken werden. Een rode draad in de verhalen was dat brussen steeds nadenken over hoe ze hun broer of zus het beste kunnen benaderen. Hoe kan ik ervoor zorgen dat mijn broer/zus niet boos wordt? Wat werkt het beste om ruzies op te lossen? Welke dingen kan ik wel en niet zeggen? Zij hebben verschillende manieren ontwikkeld om zo goed mogelijk met het gedrag van hun broer of zus om te gaan.

Een gevoel van ambivalentie kwam ook in veel verhalen naar voren: het houden van broer of zus en toch veel ruzie te hebben door storend gedrag van broer of zus. Ze schikken zich vaak om de situatie zo stabiel mogelijk te houden en stress in het gezin te vermijden. Hierdoor gaan ze regelmatig voorbij aan hun eigen behoeftes.

Concrete adviezen

Het onderzoek resulteerde in vier adviezen ter ondersteuning van brussen.

  1. Praat over ervaringen en emoties
    Aandacht en erkenning voor de emoties van brussen is belangrijk. Als ze begrijpen wat er aan de hand is en welke gevoelens dit bij hen teweegbrengt, lukt het ze beter om hun ervaringen te verwerken.
    – Vraag hoe het met brussen gaat.
    – Maak tijd om te praten.
    – Luister en handel naar hun behoeftes en wensen.
  2. Betrek brussen bij de behandeling van broer of zus
    Het betrekken van brussen bij de behandeling van broer of zus, kan zorgen voor begrip. Ze kunnen storend gedrag hierdoor beter accepteren. En omdat gezamenlijke activiteiten erg gewaardeerd worden, kan het helpen om samen op zoek te gaan naar wat ze samen leuk vinden.
    – Informeer brussen over de aandoening van broer/zus.
    – Reik simpele adviezen aan voor de omgang, bijvoorbeeld “wees duidelijk, probeer rustig en vrolijk te blijven en negeer storend/kwetsend gedrag “.
    – Help brussen met het vinden van activiteiten die voor beiden plezierig zijn.
  3. Biedt steun en toegewijde aandacht
    Brussen hebben de neiging hun eigen behoeftes en wensen als ‘minder belangrijk’ naar de achtergrond de schuiven. Ze zijn gewend zich te schikken en willen hun ouders niet verder belasten. Het is belangrijk dat ouders praktisch en emotioneel beschikbaar zijn voor brussen.
    – Maak tijd voor brussen, eventueel met extra hulp voor het zorgintensieve kind zoals een logeerhuis of oppas.
    – Neem problemen serieus.
    – Doe leuke dingen, zowel als gezin als alleen met brussen (zonder broer/zus met psychische aandoening).
  4. Aanvullende hulp
    Contact met andere brussen wordt vaak gewaardeerd. Het zorgt voor bewustwording, herkenning en erkenning van hun gevoelens. Daarnaast helpt het om problemen en emoties te bespreken op een informele manier in een vertrouwde omgeving. Professionele hulp is alleen aan te bevelen als het echt nodig is.
    – Laat brussen met elkaar in contact komen.
    – Biedt een veilige, vertrouwde omgeving om het verhaal te vertellen.
    – Biedt eventuele professionele hulp spelenderwijs aan.Meer lezen
    Een deel van de 13 verhalen zijn ingekort te vinden op de website van de Verhalenbank Psychiatrie:

Bron: psychiatrieverhalenbank.nl

------
Abonneer u op onze gratis digitale nieuwsbrief en u ontvangt wekelijks een overzicht van relevante ontwikkelingen rond ouderschapskennis en –ondersteuning

LAAT EEN REACTIE ACHTER